In veel gemeentes werd 10-15 jaar geleden nog regelmatig een tweede bedrijfswoning vergund, maar dat is nu wel anders. Gemeentes vragen adviezen op bij S/A/A/B of vergelijkbare bedrijven en die kennen vaak maar één antwoord: nee. Pas bij meer dan 200 stuks melkvee vindt men dat er een noodzaak zou zijn. Regionale verschillen worden vaak niet meegenomen in de beoordeling, terwijl een bedrijf met 150 melkkoeien in de Achterhoek toch echt veel meer werk is dan hetzelfde bedrijf in de polder door onder meer de kleinschalige verkaveling. Ook blijkt dat er provincies zijn die bij voorbaat geen medewerking verlenen, los van de noodzaak.
De tweede bedrijfswoning is vaak nodig om de fase van bedrijfsoverdracht goed door te komen. Deze kan best 20 jaar duren. Als de bedrijfsopvolger met zijn of haar gezin dan 5 km verderop moet wonen, dan is dat niet praktisch. Ook voor het sociale aspect is weinig aandacht bij de beoordeling of een tweede bedrijfswoning nodig is. Je bedrijf is je passie en dan is het mooi dat je gezin dichtbij is.
We mogen blij zijn met de opvolgers die er zijn en moeten deze zo goed mogelijk faciliteren. Wonen op het eigen erf is daarbij een voorwaarde. Ik wil een oproep doen aan belangenbehartigers en beleidsmakers om hierover met gemeentes in gesprek te gaan. Willen we jonge ondernemers een kans bieden, dan speelt het aspect ‘wonen op het eigen erf’ daarbij een grote rol.