De man tegenover mij gaf aan dat hij advies nodig had. Zijn ogen stonden verdrietig en hij leek radeloos. Hij had zijn loods verhuurd voor een periode van twee jaar aan een agrariër die met zijn bedrijf aan de andere kant van het dorp gevestigd is. Deze agrariër gebruikt de loods voor de opslag van aardappels en voor het stallen van machines die hij nodig heeft voor het bewerken van zijn landerijen.
En nu, twee jaar later, stelt deze huurder zich plotsklaps op het standpunt dat hij de loods niet verlaat. Hij zegt dat hij een reguliere pachter is en dat sprake is van een reguliere pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd terwijl toch duidelijk is afgesproken dat hij de loods na twee leeg en ontruimd zou opleveren!
Dat kan toch niet? De man tegenover mij vertelde dat hij de loods zélf nodig heeft én zijn vertrouwen was ernstig geschonden. Hoe kon hij dit oplossen?
Helaas moest ik mijn cliënt vertellen dat in deze situatie geen sprake is van huur maar van pacht. Dat komt omdat in de pachtregelgeving dwingendrechtelijk is bepaald dat sprake is van pacht wanneer de ene partij, in ruil voor een tegenprestatie, aan de andere partij een onroerende zaak of een gedeelte daarvan in gebruik geeft ter uitoefening van de landbouw. De afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt, worden als gevolg van deze dwingendrechtelijke bepalingen gewijzigd in afspraken die corresponderen met de bepalingen in de wet. De oorspronkelijke huurovereenkomst is hierdoor een reguliere pachtovereenkomst geworden.
Wat kon mijn cliënt het beste doen? Ik adviseerde hem om eerst nog een keer te gaan praten met “de huurder” om helder te maken dat het niet getuigt van goed nabuurschap en dat het niet respectvol is om op deze manier met elkaar om te gaan. Misschien zou dat leiden tot een voor beide partijen acceptabele oplossing. Hij knikte en hij begreep wat ik bedoelde.
Wanneer dit niet zou lukken dan zou de juridische route gevolgd moeten worden waarbij de pacht eerst formeel vastgelegd zou moeten worden waarna deze vervolgens weer opgezegd zou kunnen worden in verband met een dringend eigen gebruik dat dan wél aantoonbaar zou moeten zijn.
Diezelfde middag belde mijn cliënt. Hij had een goed gesprek gevoerd met “de huurder”. Ze hadden een regeling getroffen dat de huurder nog een jaar gebruik mocht maken van de loods en dat hij daarna zou vertrekken. Hij vroeg of ik de gemaakte afspraken voor hem kon vastleggen. Uiteraard heb ik direct invulling gegeven aan dit verzoek en een vaststellingsovereenkomst opgesteld.